Bonus scènes

Lees hier het eerste hoofdstuk van Gekleurde nachten.

Hoofdstuk 1

Belle

Mijn trommelvliezen protesteren bij het oorverdovende geluid van de schoolbel die het einde van de schooldag inluidt. Na de laatste knuffels en zwaaitjes uitgedeeld te hebben, draai ik me om en ga weer terug naar mijn lokaal. Amélie, de juf van de andere klas, kijkt vanaf haar torenhoge hakken op me neer… Mijn hart bonst als ik me afvraag wat ze nu weer te zeggen heeft. Met mijn 1 meter 65 cm ben ik al niet van de grootste, maar als er dan ook nog een giraf van 1 m 80 op stiletto’s – serieus welk mens loopt er vrijwillig een hele dag op zulke hakken om les te geven aan kinderen – met haar arendsblik naar mij zit te loensen, voel ik mij in elkaar krimpen.
‘Wij knuffelen hier geen kinderen Belle, het is belangrijk om afstand te bewaren,’ zegt ze, terwijl ze haar net iets te kort geëpileerde wenkbrauwen op een meetlatwaardige rechte lijn fronst. ‘Je moet dringend aan je professionaliteit werken als je hier wilt blijven werken. Ik bemoei me niet graag, maar ik zie me genoodzaakt om dit te melden aan onze directie als dit zo blijft.’
Ik sluit mijn ogen en negeer alle dingen die ik zo graag tegen haar zou willen zeggen, maar houd het op een ingetogen: ‘Ik zal erop letten.’ Ik gun het dat stomme mens niet om mij uit mijn schulp te lokken. Ik ruim mijn laatste spulletjes op, neem mijn tas en doe het licht uit. Met een diepe zucht loop ik de schoolpoort uit en draai linksaf. Deze vrolijke Franse steegjes zullen me nooit vervelen. De kleurrijke raamkozijnen en de bedwelmende geur van lavendel die me tegemoet komt zou ik niet meer kunnen missen. Met een stille ‘bonjour’ baan ik me een weg tussen de mensen op straat tot ik stop bij een paarse deur. Geen klassieke bel voor mevrouw Cotillard, maar zo’n heerlijk, ouderwetse bel waar ik vol enthousiasme aan klingel.

‘Entrez, ma Belle,’ zegt ze.
‘Mammie,’ roept Miley uit terwijl ze zich in mijn armen gooit. Haar prachtige, groene ogen twinkelen en overspoelen me met liefde. Mijn meisje, mijn wereld, mijn alles. Terwijl ik haar in haar jasje wurm ruik ik aan haar haartjes.
Na een laatste bonjour zet ik Miley in de draagzak. Eigenlijk is ze hier al een beetje te groot voor, maar een wandelwagen is not done in de Parijse drukte waarin ik me iedere dag begeef. Ik onderdruk enkele koude rillingen als ik haar vastklik. Dat nare geluid blijft me achtervolgen, maar ik probeer het van me af te schudden. Gelukkig is dat niet moeilijk als er zo’n engeltje zich heerlijk tegen je aan drukt.

Met een zucht van tevredenheid stappen we richting ons appartementje. Een eenkamerstudiootje is het enige wat ik me kan veroorloven. Parijs is prachtig, maar helaas ook ontzettend duur voor een alleenstaande moeder. Toch zou ik voor geen geld ter wereld mijn leventje van nu willen ruilen voor meer luxe. Harde lessen hebben me geleerd dat vrijheid de grootste vorm van luxe is die je kan hebben. Vrijheid om jezelf te zijn en zelf te kiezen welke mensen je liefhebt.

Terwijl de zon verder ondergaat vallen de oogjes van Miley dicht en al glimlachend verlies ik mezelf in mijn overpeinzingen. Genietend van de rust wandel ik verder door de straten begeleid door de muziek van de wind en de echo van mijn voetstappen. In mijn ooghoek zie ik een wit lint op de grond wapperen. Ik grinnik in mijzelf, want deze zoveelste uitdaging van het moederschap is bijna een vast ritueel geworden in onze dagelijkse wandelingen naar huis. Ik zet mijn rechterschoen op het dichtstbijzijnde bankje en bind mijn veters vast. Terwijl ik de laatste hand leg aan mijn strik hoor ik een luide knal. Mijn lichaam schiet meteen in overlevingsmodus en mijn ogen scannen de omgeving. Niets te zien. Ik haal diep adem, sla mijn armen rond Miley en druk mezelf tegen de muur van het steegje.

‘Niets aan de hand Belle,’ fluister ik mezelf toe. Ik maak me klein en begin in mijn hoofd te tellen terwijl ik me stilhoud. Maar er gebeurt niets. Zou ik het me inbeelden? Ik scan nogmaals de omgeving en besluit gewoon door te stappen. Veilig voel ik me niet, maar we moeten naar huis. Ik haal nogmaals adem en zet een stap. En nog één. En nog één…
‘Verstand op nul en gewoon gaan,’ fluister ik tegen mezelf. Ik raas het steegje door en haal opgelucht adem, ik ben er bijna. Mijn hoofd draait zich automatisch om in ieder zijstraatje te checken of het veilig is. Wanneer ik naar links kijk, ren ik verder tot het plots tot mij doordringt wat ik zag. Mijn lichaam verstijft en even word ik teruggekatapulteerd naar een ver verleden.
Ik doe mijn ogen dicht en ga terug naar het moment dat me tot stilstand bracht. Een spoor van bloed naar een man die een andere man aan het wurgen was. Ik hoor gegorgel, een reutelende ademhaling. Ik omklem Miley nog wat harder zonder haar wakker te maken en maak me klaar om de longen uit mijn lijf te rennen. Maar iets houdt me tegen. Kan ik dit? Kan ik weglopen van iemand in nood? Kan ik dit laten gebeuren?

Zachtjes sluip ik terug en kijk om het hoekje. Het is donker, maar door de takken van de bomen schijnt de maan op twee mannen. Een man met een zwarte, leren jas houdt zijn handen op de keel van een andere man. De reutelende ademhaling en licht uitpuilende ogen van de man die tegen de muur geduwd wordt, geven aan dat hij niet meer lang te leven heeft. Zijn ogen draaien weg en vlak voor hij zijn ogen sluit ontmoeten ze de mijne. Voor een nanoseconde klikken onze blikken in elkaar.
Snel duw ik me weer naar achter. Shit! Ik moet maken dat ik hier wegkom! Mijn hersenen weten precies wat ik moet doen, maar mijn lichaam werkt niet mee. Ik verstijf en blijf stil staan terwijl er een ongelooflijk dom idee begint te groeien…
‘Nee,’ zeg ik tegen mezelf. ‘Nee! Dat leven is voorbij, je hebt nu een heel ander leven!’

Toch neemt mijn oude ik het over en in plaats van te maken dat ik zo snel mogelijk weg ben, nemen mijn benen hun eigen beslissing en brengen me naar de mannen. De man in zijn leren vestje heeft niets door tot ik met mijn ene hand een wijsvinger in zijn rug por en met mijn andere hand de gesp van de draagzak los klik. Het geluid dat lijkt op het trekken van de haan van een revolver klinkt door de straat.

‘Handen omhoog klootzak,’ sis ik met opeengeklemde kaken. Hij laat zijn handen zakken en staat op het punt om zich om te draaien. Nee nee nee niet omdraaien smeek ik in stilte en dan komt het als een klap binnen. Wat ben ik aan het doen? Ik heb een baby bij mij! Fuck!!

‘Voor je kijken,’ sis ik. Op dat moment opent de man tegen de muur zijn ogen. Mijn hart staat stil en ik besef dat ik de grootste fout in mijn leven gemaakt heb…Deze man met zijn gouden ogen is geen slachtoffer, het is een roofdier dat op het punt staat om aan te vallen. Zijn inktzwarte pupillen vergroten een beetje en kijken me recht aan. Van het gegorgel en de kortademigheid van zojuist is geen spoor meer te bekennen. Terwijl ik probeer te bevatten wat er allemaal aan het gebeuren is, zie ik zijn mondhoeken trillen om de gemeenste lach ooit op zijn gezicht te brengen. Terwijl hij zijn tanden bloot lacht, kijkt hij naar de man met zijn lederen jas en zegt: ‘Paolo’.
Ik voel de man voor mij trillen, de angst golft van zijn lichaam. Als het roofdier zijn armen naar voren brengt om Paolo vast te nemen, haken zijn ogen zich vast in de mijne. Voor heel even lijken we de enige twee mensen op de wereld en staan we niet in dit Pandoriaans steegje… Maar als zijn ogen afdwalen en hij de baby in de draagzak en mijn wijsvinger in de rug van zijn tegenstander ziet, zie ik zijn ogen vernauwen. Hij neemt Paolo vast en houdt hem omhoog. Hij is reusachtig, want hij kan Paolo, die toch echt geen kleine man is, zomaar omhoog houden. Met een grom gooit hij zijn tegenstander op de grond en vliegt dan op hem af om dit af te maken.

Ik twijfel geen seconde en zet het op een lopen. Mijn overlevingsinstinct weet precies wat het moet doen. Niet de meest voor de hand liggende weg, links, links, rechts, links. Gelukkig is er nog iets van mijn conditie over, al staan mijn longen in brand. Miley is wakker geworden van al dat geschud tijdens het lopen, maar gelukkig is ze stil. Ze lijkt het allemaal zelfs leuk te vinden. Ik kijk achter me en spits mijn oren. Er is niets te horen… Zou het veilig zijn?

Eenmaal binnen sluit ik de deur en doe meteen alle gordijnen dicht. Ik plof neer op de sofa en voel de tranen in mijn ogen prikken. Mijn handen trillen zo erg dat ik de draagzak amper kan afdoen. Als ik Miley eindelijk bevrijd heb uit de draagzak houd ik haar tegen me aan en barst in snikken uit.
Wat heb ik gedaan!? Hoe kon ik dit doen?! Hoe kon ik dit mooie wezen zo in gevaar brengen, hoe kon ik mezelf zo in gevaar brengen? Alles, heel mijn leven heb ik op het spel gezet voor iemand die niet eens gered moest worden. Dit is, by far, het domste wat ik nu, in deze situatie, kon doen. De tranen stromen over mijn wangen en druppelen over Miley’s gezichtje. Ze kijkt me aan met haar mosgroene ogen en haar wimpertjes fladderen troostend tegen me aan. Haar vingers omklemmen een plukje losgekomen haar van mij en trekken er aan. Bij mijn ‘auw’ begint ze te lachen.
‘Mammie, mammie, Maleeh wil bootram.’
Ik haal diep adem en tel langzaam van tien tot nul. Tien seconden om mijn tranen te verdrijven en me terug rustig te krijgen. Focus Belle, focus op het nu, op datgene wat goed loopt. Als mijn tien seconden voorbij zijn, plant ik een kusje op Miley haar hoofdje, zet haar op het speeltapijt en geef haar een bak met blokken om mee te spelen. Ik draai me om en rol mijn schouders naar achter. Heel mijn lichaam voelt stijf en koud aan van de spanning. Het lijkt allemaal zo onwezenlijk dat dit juist mij moet overkomen.

Terwijl ik enkele boterhammen smeer voor Miley keer ik in gedachten terug naar het moment in dat steegje. Die prachtige roofdierogen blijven me achtervolgen, ogen die voor een seconde in het diepste van mijn ziel leken vast te klikken, alsof er een connectie was. Naarstig schud ik mijn hoofd als ik besef wat voor een gekke kronkels mijn hoofd aan het maken is. Connectie? De connectie tussen roofdier en prooi is ook een connectie, maar niet eentje waar ik bewust voor zou kiezen. Als Miley haar boterhammen aan het eten is, neem ik de tijd om de rommel die ze gemaakt heeft op te ruimen en haar badje vol te laten lopen. In de hoop dat enkele druppels etherische lavendelolie zowel haar als mij tot rust zullen brengen, voeg ik wat toe aan het water. Na het bad is het bedtijd. Na een laatste knuffel en een kus is het muisstil in het appartement. Hoewel de geluiden van de stad altijd aanwezig zijn, klinkt zelfs het gewoonlijke stadsgedruis nu als een oorverdovende stilte.

‘Oké, tijd voor een plan,’ mompel ik tegen mezelf terwijl ik een kopje kruidenthee voor me zet. Ik ga aan de keukentafel zitten om mijn opties te overlopen. Is het tijd om te vertrekken uit Parijs en nieuwe horizonten te gaan verkennen of is het nog veilig genoeg om hier te blijven? Toen mijn vader ons in Ierland op het spoor was gekomen, was ik veel van mijn geld kwijt aan het uitbouwen van mijn nieuwe identiteit en had ik amper voldoende om te voorzien in het levensonderhoud van Miley en mij. Het huidige saldo van mijn bankrekening bestaat uit drie miezerige cijfertjes en de inhoud van mijn portemonnee stelt al helemaal niet veel voor. Er is niet voldoende om opnieuw een andere identiteit te kopen en zonder papieren of diploma’s kan ik alleen maar de miezerigste, onderbetaalde baantjes krijgen. Zo kan ik niet voor Miley zorgen, terwijl ik wel een belofte heb gedaan waar ik me niet alleen aan wil, maar ook aan moet houden. Zoveel ben ik wel verplicht aan Sophie. Sophie… Mijn ogen branden en het gemis van mijn mooie, prachtige en veel te lieve vriendin komt als een klap binnen. Ik moet dit goed doen! Er is geen ruimte meer voor fouten. En opnieuw zeg ik de woorden die Sophie zo vaak in mijn oren heeft gefluisterd tegen mezelf: ‘Focus Belle, jij kan dit!’.

Ik moet zorgen dat ik via een andere weg bij de onthaalmoeder en de school geraak. Niet meer via die smalle achtersteegjes. Dan liever een half uur langer onderweg. Misschien mezelf ook minder herkenbaar maken? Mijn jas, muts en sjaal zijn een bonte mengelmoes uit de tweedehandswinkel. Een grote, groene, wollen jas met een okergele sjaal en een muts in alle kleuren van de regenboog. Die zijn wel heel snel ter herkennen. Dus morgen naar de tweedehandswinkel. Als ik deze jas inwissel, krijg ik misschien nog wat geld terug om een andere jas met wat korting te kunnen kopen. Al zuchtend nip ik van mijn steeds kouder wordende thee. Geld maakt niet gelukkig, zeggen ze, maar het helpt wel. Het wordt een uitdaging om de komende tijd nog meer geld opzij te leggen, maar het is niet dat er een keuze is. Er moet een plan B zijn en daarvoor heb ik geld nodig. Veel meer geld dan dat ik nu heb, dus dat wordt de komende tijd iedere cent twee keer omdraaien of beter gezegd een derde keer want dat twee keer omdraaien daar ben ik ondertussen al een specialist in.
‘Verdomme!’